gezond allel compenseert voor defect allel -> autosomaal recessief
anders: haplo-insufficientie (helft is onvoldoende) -> autosomaal dominant
grote hoeveelheid nodig
exacte dosis belangrijk
in praktijk: continuum
dominant negatieve pathogene varianten
komt vaak voor in multimeer eiwitten
1 fout onderdeel -> geheel defect
gain of function varianten
Achondroplasie: receptor constant geactiveerd
Huntington's
Genetische heterogeniteit
zelfde fenotype -> toch ander genotype
komt vaak voor
soorten
allelische heterogeniteit
aandoening door verschillende pathogene varianten in zelfde gen
o.a. in muco (CFTR gen)
samengesteld heterozygoot: drager van 2 verschillende defecte allelen
typisch bij autosomaal recessief
behalve bij consanguiniteit -> typisch toch homozygoot
niet-allelische (= locus) heterogeniteit
mutaties in verschillende genen
7 Mendeliaans erfelijkheid 2: X/Y-gebonden
vrouw = sterke geslacht?
sex ratio: man/vrouw
meer mannen: > 1
meer vrouwen: < 1
IVF: m = v
oude theorie: zaadcel met Y meer kans -> fout
ramp (oorlog, aardbeving, aanslag, ...) -> meer meisjes (miskramen van jongens)
rokers: meer meisjes
selectieve onderbreking (China, ...) -> meer jongens
biologische fitness
geslachtsverschillen
man <=> werkend SRY gen
te vinden op Y chromosoom
gonaden -> testes i.p.v. ovaria
anti Mulleriaans hormoon (AMH): geen kanaal van Muller, geen eileider en uterus
testosteron: kanaal van Wolff, ontwikkeling mannelijke genitalia
uitzonderingen
SRY defect: XY vrouw
SRY translocatie: XX man
fout bij crossing over
hormonaal: testosteron: man > vrouw
risico op cardiovasculaire aandoeningen
genetisch: man (X) vs vrouw (XX)
geen "backup"
X-gebonden
recessief (doorgaans)
schuin overervingspatroon
vaak enkel mannen verwant in vrouwelijke lijn
moeder draagster
zoon 50% kans
dochter is obligate draagster
nooit vader -> zoon
altijd vader -> dochter (obligate draagster)
komt vaak sporadisch voor
empirische cijfers
grootmoeder draagster: 1/3 kans
moeder draagster: 2/3 kans
dus (theoretisch) dochter draagster: 2/3 * 50% = 1/3 kans
krijgt gezonde X van vader
krijgt 50% defecte X van moeder
dominant
jongens: lethaal
enkel meisjes aangedaan
X inactivatie
Lyonisatie
alle X chromosomen behalve 1 deactiveren
dus trisomie minder ernstig bij geslachtshormonen
werking
Xist gen
hypermethylering
densere chromatine
S fase: late replication
gebeurt vroeg in embryo (10-20 cellen)
random -> normale verdeling
kan dus heel scheef/skewed zijn
resultaat: mozaiek
omkeerbaar
kiemcellijn: ja
somatisch: nee
cross-correctie: kan gen op ander X chromosoom fungeren als backup?
Hemofilie A
Duchenne
Aneuploidie
Turner (45,X)
vaak miskraam
meisjes
~geen puberteit
onvruchtbaar
psychosociale impact
waarom meer aangedaan door X-gebonden aandoeningen dan XX vrouwen?
XX vrouwen hebben toch ook maar 1 actieve X?
uitzondering: pseudo-autosomale regio (PAR) op X/Y
helpt bij crossing over in meiose
wordt niet gedeactiveerd
o.a. SHOX gen -> belangrijk voor groei
Klinefelter (47, XXY)
jongens
~geen puberteit
onvruchtbaar
psychosociale impact
normaal IQ
Y gebonden
genen + gevolg defect
SHOX: klein gestalte
SRY: onvruchtbare vrouw
TBL1Y: doofheid
(spermatogenese): onvruchtbaar
8 Genetische diagnostiek
TODO
haplotype
combinatie van allelen zoals die voorkomen op een uniek chromosoom
missense varianten, waarbij één aminozuur vervangen wordt door een ander aminozuur
coverage depth = diepte van de dekking
hoeveel keer elke nucleotide in de target sequentie gesequeneerd is
1x, 2x, ...
9 Multifactoriele erfelijkheid
TODO
relatieve risico (RR) = odds ratio (OR)
maat voor de toename (of afname) in kans dat een aandoening optreedt na blootstelling aan een omgevingsfactor in vergelijking met personen die niet blootgesteld zijn
RR = 1 <=> kans = populatierisico
nature vs nurture
continu
normale verdeling
invloed van genen
discontinue
ziek / niet ziek
normale verdeling als beschrijving individuele vatbaarheid
erfelijkheidsrisico's
familie > vreemden
nauwer > verder verwant
meer > minder uitgesproken defect
meer > minder aangedane personen in familie
a priori risico hoger bij hogere prevalentie in populatie
geslacht
stel: vatbaarheid mannen > vrouwen
dus drempel hoger bij V
als het dan bij V voorkomt, was risico groter -> slecht teken