Ontwikkeling en voortplanting - Genetica

1 Inleiding

  • Mendeliaans = monogeen
  • oligogeen / polygeen
  • multifactorieel
    • interactie met omgeving
  • niet-Mendeliaans
  • constitutioneel (germ line): in zygote
  • verworven: tijdens leven

2 Humane genoom

  • haploid genoom
    • 3 miljard bp
    • 60 000 genen
      • 20 000 coderend
    • 230 000 RNAs
  • 75% non coding DNA
    • uniek of repetitief
      • dispersed vs tandem
    • structurele functie
      • centromeren
      • telomeren
    • transposons
    • evolutionair restant
  • 23 paar chromosomen
    • 22 paar autosomen
    • 2 geslachtschromosomen
  • pleiotropie
    • verschillende functie in plaats of tijd
  • ?
    • dominant
    • recessief
    • co-dominant
      • bloedgroepen ABO
  • ?
    • homozygoot: 2 identieke allelen
    • heterozygoot: 2 verschillende allelen
    • hemizygoot: 1 allel
  • mutatie vs variant vs allel
    • mutatie = oorzaak
    • variant = gevolg
    • allel = variant?
  • polymorfisme
    • variant met freq > 1%
  • wild type allel: meest voorkomend
  • verandering
    • single nucleotide variant/polymorphism (SNV/SNP)
      • oorzaak: puntmutatie
    • insertie / deletie
      • kleine indels: tot 50bp
      • copy number variations (CNV): >50bp
    • structurele varianten: >50bp
      • CNVs
      • inserties
      • inversies
      • gebalanceerde translocaties
    • variabel aantal repeats
      • tandem repeats
        • short tandom repeats = microsatellieten: 2-6x
          • dinucleotide repeat: 2x
          • trinucleotide repeat: 3x
    • epigenetische variatie
      • DNA methylering
      • chromatine structuur
  • functionele gevolgen
    • spectrum
      • neutraal=stil: geen effect
      • residuele functie = hypomorf
      • funtioneel
    • pathogeen vs benigne

3 Mozaicisme

  • mutaties tijdens somatische celdeling
    • cellen wijken af van zygote -> mozaiek
  • soorten
    • confined placental mozaicism (CPM)
      • in blastomeren of trofoblasten
      • recent onderzoek: placentaire-hart as
    • gonadaal
      • in kiemcellijn
    • somatisch
      • speciaal geval: kanker
  • chimerisme != mozaicisme
    • van twee verschillende zygoten
    • twee-eiige eenling (fusie)
    • intra-uteriene transfusie tussen dizygote tweelingen
      • gedeelde placenta
    • beenmergtransplantatie

4 Ontstaan van genetische variatie

Chomosomale afwijkingen

  • numerieke afwijkingen
    • trisomie
      • 21 (Down)
  • structurele afwijkingen
    • = deleties, duplicaties, translocaties
    • random
    • Robertsoniaanse translocatie
    • microdeleties/-duplicaties
    • oorzaken
      • flankerend repetitieve sequenties
        • ongelijke crossing over

Op gen niveau

  • mutatie hot spots
    • voorbeschiktheid
    • tandem repeats
      • moeilijk te repliceren
    • gemethyleerde C*pG dinucleotiden
      • p = fosfaatgroep
        • = gemethyleerd
        • de-aminering
          • C -> U -> correctie -> C
          • C* -> T -> geen correctie
      • groot effect op Arg
        • 4/6 codons bevat CG
  • puntmutaties vaak paternaal
    • PGC bij man: mitose <-> vrouw
    • mutaties met proliferatievoordeel
      • klonaal: geclusterd

Exogene invloeden

  • radioactief
    • weinig effect?
  • mutagene stoffen
    • o.a. bij kankerbehandeling
  • germinale = constitutionele mutaties
    • erfelijk
  • somatische mutaties
    • o.a. kanker
      • longkanker bij rokers
        • p53 tumor suppressor gen mutatie
          • G->T mutaties
      • longkanker bij niet-rokers en andere kankers
        • spontane C->T mutaties

5 Cytogenetica

  • classificatie van chromosomale afwijkingen
    • ontstaan
      • meiotisch
        • trisomie 21
      • postzygotisch
      • bevruchting
    • type afwijking
      • numeriek
        • polyploidie
          • triploidie: 3x23=69 chromosomen
        • aneuploidie
          • monosomie
            • niet leefbaar, behalve Turner 45,X
          • trisomie
            • vooral
              • 13
              • 18
              • 21 (Down)
            • vaak lethaal behalve voor geslachtschromosomen
              • 47,XXX
              • 47,XXY
              • 47,XYY
      • structureel
        • deletie
        • duplicatie
        • translocatie
        • inversie
  • technieken
    • karyotype
      • chromosoomkleuring tijdens mitose
      • sorteer op dalende grootte: 1 -> 22
      • armen: p (kort/petit) vs q (lang)
      • bandering
      • wanneer gebruiken?
        • whole genome sequencing (WGS) wordt populairder
        • wel nuttig voor Robertsoniaanse translocaties
    • fluo in situ hybridisatie (FISH)
      • fluo sonde
      • hybridiseert = bindt met target DNA
    • micro array
      • oudere techniek
  • miskramen
    • natuurlijke selectie
    • pre-implantatie genetische testing voor aneuploidie (PGT-A)
      • geeft geen betere resultaten
  • trisomie 21 (Down)
    • "mongolisme"
    • tegenhanger: monosomie -> miskraam
    • klassieke vrije trisomie 21: 47,XX,+21 of 47,XY,+21
      • risicofactor: leeftijd moeder moeder
        • te jong: 20-
          • vooral grotere chromosomen -> miskraam
        • te oud: 33+
          • vooral kleine chromosomen (zoals bij T21)
      • ontstaan
        • non-disjunctie in meiose I van oocyt
        • premature scheiding van zusterchromatiden
        • omgekeerde segregatie
          • scheiding van zusterchromatiden in meiose I ipv II
      • erfelijk
    • somatisch mozaicisme
      • ontstaan
        • non-disjunctie van chromatiden in mitose bij embryo
        • niet erfelijk
      • oorzaak: onbekend
      • minder ernstig
    • Robertsoniaanse translocatie
      • translocatie tussen korte armen (p) van
        • 13, 14, 15, 21, 22 ("acrocentrische chromosomen")
      • deze p-armen zien quasi identiek
        • dus verlies is geen ramp
      • gebalanceerde translocatie
        • korte armen gaan verloren
        • lange armen vormen 1 nieuw chromosoom
        • resultaat: 45 chromosomen
      • erfelijkheidsrisico
        • startpunt: gebalanceerde Rob. translocatie(14;21)
        • uitkomst na bevruchting
          • 1/6 normaal
          • 1/6 drager
          • 1/6 monosomie 14 -> miskraam
          • 1/6 monosomie 21 -> miskraam
          • 1/6 trisomie 14 -> miskraam
          • 1/6 trisomie 21
  • chromosomale translocaties
    • soorten
      • gebalanceerd <=> geen verlies van fragmenten
      • Robertsoniaans: tussen arcocentrische chromosomen
        • 2 lange q-armen samen
        • 2 korte p-armen samen
          • gaan vaak verloren (zonder nadeel)
      • reciprook: translocatie met uitwisseling
      • niet-reciprook: verplaatst zonder uitwisseling

6 Mendeliaans erfelijkheid 1: autosomaal dominant/recessief

Autosomaal dominant

  • vaak 1 ouder aangetast
    • Aa x aa
    • elk kind: 2/4 kans
  • verticaal overervingspatroon: ouder -> kind
  • uitzonderingen
    • de novo mutaties
      • per definitie als het defect resulteert in
        • dood (lethaal)
        • infertiliteit
        • => kan niet doorgegeven worden aan nageslacht
      • late onset
        • de novo minder frequent
        • founder mutaties
          • als je al kinderen hebt
    • onvolledige penetrantie
      • drager, maar fenotype soms niet geimpacteerd
      • BRCA1: 70% kans op borstkanker
    • variabele expressie
      • komt vaak voor
      • soorten
        • partiele expressie
        • wisselende ernst
        • wisselende onset
          • BRCA1
    • gonadaal en somatisch mozaicisme
    • homozygoten + dominant
      • zeldzaam, tenzij
        • consanguiniteit
          • beide ouders heterozygoot -> kind 1/4 homozygoot
        • assortative mating ("soort zoekt soort")
      • volledig dominant
        • o.a. Huntington
        • defect heterozygoot = homozygoot
      • semi-dominant
        • defect heterozygoot < homozygoot

Autosomaal recessief

  • zeer zeldzaam
    • uitzonderingen
      • muco in onze regio
      • sikkelcel in Centraal Afrika
  • vaak beide ouders heterozygoot ("drager")
    • Aa x Aa
    • homozygoot kind: 1/4 kans
  • horizontaal overervingspatroon -> siblings
    • gezonde siblings: 2/3 drager
  • "obligate drager"
    • kind homozygoot -> ouders beide heterozygote dragers
  • bijzondere situaties
    • consanguiniteit
    • uniparentele isodisomie (UPD)
      • isodisomie: 2 identieke chromosomen van 1 ouder
      • heterodisomie: 2 verschillende chromosomen van 1 ouder
      • gevolgen
        • imprinting (H14)
        • autosomaal recessieve aandoening (want homozygoot)
    • pseudo-dominantie
      • als koppel beide dragers zijn
      • overervingspatroon lijkt dominant ("verticaal")

Dominant vs recessief

  • loss of function varianten
    • gezond allel compenseert voor defect allel -> autosomaal recessief
    • anders: haplo-insufficientie (helft is onvoldoende) -> autosomaal dominant
      • grote hoeveelheid nodig
      • exacte dosis belangrijk
    • in praktijk: continuum
  • dominant negatieve pathogene varianten
    • komt vaak voor in multimeer eiwitten
      • 1 fout onderdeel -> geheel defect
  • gain of function varianten
    • Achondroplasie: receptor constant geactiveerd
    • Huntington's

Genetische heterogeniteit

  • zelfde fenotype -> toch ander genotype
  • komt vaak voor
  • soorten
    • allelische heterogeniteit
      • aandoening door verschillende pathogene varianten in zelfde gen
        • o.a. in muco (CFTR gen)
      • samengesteld heterozygoot: drager van 2 verschillende defecte allelen
        • typisch bij autosomaal recessief
          • behalve bij consanguiniteit -> typisch toch homozygoot
    • niet-allelische (= locus) heterogeniteit
      • mutaties in verschillende genen

7 Mendeliaans erfelijkheid 2: X/Y-gebonden

  • vrouw = sterke geslacht?
  • sex ratio: man/vrouw
    • meer mannen: > 1
    • meer vrouwen: < 1
    • IVF: m = v
    • oude theorie: zaadcel met Y meer kans -> fout
    • ramp (oorlog, aardbeving, aanslag, ...) -> meer meisjes (miskramen van jongens)
    • rokers: meer meisjes
    • selectieve onderbreking (China, ...) -> meer jongens
  • biologische fitness
    • geslachtsverschillen
      • man <=> werkend SRY gen
        • te vinden op Y chromosoom
        • gonaden -> testes i.p.v. ovaria
        • anti Mulleriaans hormoon (AMH): geen kanaal van Muller, geen eileider en uterus
        • testosteron: kanaal van Wolff, ontwikkeling mannelijke genitalia
        • uitzonderingen
          • SRY defect: XY vrouw
          • SRY translocatie: XX man
            • fout bij crossing over
      • hormonaal: testosteron: man > vrouw
        • risico op cardiovasculaire aandoeningen
      • genetisch: man (X) vs vrouw (XX)
        • geen "backup"

X-gebonden

  • recessief (doorgaans)
    • schuin overervingspatroon
      • vaak enkel mannen verwant in vrouwelijke lijn
    • moeder draagster
      • zoon 50% kans
      • dochter is obligate draagster
    • nooit vader -> zoon
    • altijd vader -> dochter (obligate draagster)
    • komt vaak sporadisch voor
    • empirische cijfers
      • grootmoeder draagster: 1/3 kans
      • moeder draagster: 2/3 kans
      • dus (theoretisch) dochter draagster: 2/3 * 50% = 1/3 kans
        • krijgt gezonde X van vader
        • krijgt 50% defecte X van moeder
  • dominant
    • jongens: lethaal
    • enkel meisjes aangedaan

X inactivatie

  • Lyonisatie
  • alle X chromosomen behalve 1 deactiveren
    • dus trisomie minder ernstig bij geslachtshormonen
    • werking
      • Xist gen
      • hypermethylering
      • densere chromatine
      • S fase: late replication
  • gebeurt vroeg in embryo (10-20 cellen)
    • random -> normale verdeling
    • kan dus heel scheef/skewed zijn
  • resultaat: mozaiek
  • omkeerbaar
    • kiemcellijn: ja
    • somatisch: nee
  • cross-correctie: kan gen op ander X chromosoom fungeren als backup?
    • Hemofilie A
    • Duchenne

Aneuploidie

  • Turner (45,X)
    • vaak miskraam
    • meisjes
    • ~geen puberteit
    • onvruchtbaar
    • psychosociale impact
    • waarom meer aangedaan door X-gebonden aandoeningen dan XX vrouwen?
      • XX vrouwen hebben toch ook maar 1 actieve X?
      • uitzondering: pseudo-autosomale regio (PAR) op X/Y
        • helpt bij crossing over in meiose
        • wordt niet gedeactiveerd
        • o.a. SHOX gen -> belangrijk voor groei
  • Klinefelter (47, XXY)
    • jongens
    • ~geen puberteit
    • onvruchtbaar
    • psychosociale impact
    • normaal IQ

Y gebonden

  • genen + gevolg defect
    • SHOX: klein gestalte
    • SRY: onvruchtbare vrouw
    • TBL1Y: doofheid
    • (spermatogenese): onvruchtbaar

8 Genetische diagnostiek

  • TODO
  • haplotype
    • combinatie van allelen zoals die voorkomen op een uniek chromosoom
  • missense varianten, waarbij één aminozuur vervangen wordt door een ander aminozuur
  • coverage depth = diepte van de dekking
    • hoeveel keer elke nucleotide in de target sequentie gesequeneerd is
    • 1x, 2x, ...

9 Multifactoriele erfelijkheid

  • TODO
  • relatieve risico (RR) = odds ratio (OR)
    • maat voor de toename (of afname) in kans dat een aandoening optreedt na blootstelling aan een omgevingsfactor in vergelijking met personen die niet blootgesteld zijn
    • RR = 1 <=> kans = populatierisico
  • nature vs nurture
  • continu
    • normale verdeling
      • invloed van genen
  • discontinue
    • ziek / niet ziek
    • normale verdeling als beschrijving individuele vatbaarheid
  • erfelijkheidsrisico's
    • familie > vreemden
    • nauwer > verder verwant
    • meer > minder uitgesproken defect
    • meer > minder aangedane personen in familie
    • a priori risico hoger bij hogere prevalentie in populatie
    • geslacht
      • stel: vatbaarheid mannen > vrouwen
      • dus drempel hoger bij V
      • als het dan bij V voorkomt, was risico groter -> slecht teken
      • herhalingsrisico ook groter bij M dan V
    • consanguiniteit
      • normale verdeling met hogere variantie
  • heritabiliteit
    • maat voor genetische bijdrage in variatie
    • != kans
  • tweelingstudies
    • heritabiliteit = 2(monozygoot concordantie - dizygoot concordantie)
  • linkage disequilibrium (LD)
    • niet random samen overerven van allelen van naburige loci

10 Klinische utiliteit

  • TODO
  • monogeen vs multifactorieel: continuum
    • monogeen
      • groot effect
      • heel zeldzaam
      • de novo
    • multifactorieel
      • klein effect
      • heel frequent
      • overgeerfd

11 Evolutionaire geneeskunde

  • genes mirror geography

Niet-adaptieve evolutie

  • genmigratie
    • out of Africa theorie
  • flessenhals fenomeen / founder effect
    • verschil?
      • flessenhals: natuurlijke ramp
      • founder: kleine groep mensen zondert zich af en start nieuwe populatie/nageslacht
    • gevolg
      • reductie in genetische variatie
    • zowel bij autosomaal dominant als recessief
  • genetische drfit: toeval
    • heeft meer effect op kleine populaties

Adaptieve evolutie

  • survival of the fittest
  • drie stappen
    • mutatie (spontaan)
    • selectie
      • infectieziekten
        • malaria
          • heterozygoot voor sikkelcel -> minder vatbaar
        • tyfus, cholera?
          • heterozygoot voor muco -> minder vatbaar
      • klimaat
        • huidskleur
          • balans
            • aanmaak vit D door UV
            • afbraak foliumzuur door UV
      • voeding
        • amylase gen
        • lactose intolerantie
          • landbouw vs veeteelt
      • seksuele selectie: aantrekking andere geslacht
    • reproductie

Antagonistische pleiotropische effecten

  • evolutie vs moderne omgeving
    • vroeger gunstig, nu niet meer
  • pleiotropisch: gen met meerdere functies
  • antagonistisch: tegengesteld m.b.t. fitness
  • voorbeelden
    • ApoE4 -> Alzheimer
    • ADHD
    • 2% Neanderthaler DNA
      • horizontale transmissie

12 Kanker

  • genetische, klonale aandoening
    • afkomstig uit 1 moedercel
    • wel veel genetische variatie onderling door mutaties
  • mutaties
    • driver: sneller delen, meer weerstand, ...
    • passenger: neveneffect
  • types genen
    • proto-oncogenen
      • mutatie -> oncogenen
      • dominant
    • tumorsupressor genen
      • inactivatie door mutatie -> recessief
    • DNA mismatch repair genen
      • inactivatie door mutatie -> recessief

Proto-oncogenen

  • vaak via virus
  • specifieke chromosomale translocaties
    • gain of function
    • leukemie

Tumorsupressor genen

  • retinoblastoom (Rb gen)
    • two hit hypothesis
  • borstkanker: BRCA1/2
    • cel niveau: autosomaal recessief
    • familie niveau: lijkt autosomaal dominant (met verminderde penetrantie)

DNA mismatch repair (MMR) genen

  • herstellen spontane mutaties
  • kan erfelijk zijn
    • diagnose: microsatelliet instabiliteit (MSI)

13 Onstabiele repeat sequenties

  • tandem repeats = microsatellieten
    • meestal geen (gekende) functie
    • uitzonderingen
      • meestal trinucleotide repeats
      • te lang -> instabiel
  • Huntington
    • autosomaal dominant
    • CAG repeat
      • minder dan 36: stabiel, niet aangetast
      • 36+: instabiel
    • onset: vroeger ~ meer repeats
      • anticipatie: meer repeats in volgende generatie -> vroegere onset
        • meer bij vader dan moeder en meer bij oudere vaders
          • meer mitose iteraties
        • soms ook enkel via moeder
          • te lang -> interfereert met spermatogenese?

Pathogenese

  • CAG -> glutamine (Gln)
    • domein te groot -> toxisch
    • gain of function

Ontstaan

  • founder effect
  • waarom niet weggeselecteerd?
    • sluimerend, premutaties
      • ontstabiel, maar nog niet pathogeen

14 Epigenetica

  • genomische imprinting
    • materneel: maternele allel inactief, paterneel allel actief
    • paterneel: omgekeerd
    • geldt maar voor enkele tientallen genen
    • mechanisme
      • differentiele methylering (CpG)
      • gewijzigde chromatine structuur (histonen)
      • verandering na bevruchting?
    • voorbeeld: Prader-Willi syndroom (PWS)
  • epigenetische overerving
    • verschillende betekenissen
      • veranderende genexpressie tijdens leven cel
      • veranderende genexpressie van moeder op dochtercel
      • veranderende genexpressie van ouder op kind <==
        • intergenerationele effection
          • voorbeeld: hongersnood NL na WO2
            • (klein-)kinderen met obesitas
        • zonder blootstelling geslachtscellen aan omgevingsinvloed: transgenerationele effecten
          • vooral onderzoek op dieren
          • Zweeds onderzoek naar hongersnood: hogere mortaliteit bij zonen van zonen

15 Mitochondriele erfelijkheid

  • circulair mtDNA
  • defect -> effect op "energetische weefsels"
    • spieren, zenuwcellen, pancreas
  • maternele overerving
  • heteroplasmie
    • soort mozaiek
    • meerdere mitochondria
    • meerdere mtDNA per mitochondrium
    • random verdeling bij cytokinese
      • kiemcellijn heel gevoelig
      • "flessenhals effect"
    • examen: mozaiek vs heteroplasmie vs chimerisme
  • aandoening: doofheid door aminoglycoside antibiotica
    • mitochondria ~= bacteria

16 Prenataal genetisch onderzoek

  • echografie
    • veilig
    • check nekplooi, AV septum, ...
  • pre-implantatie genetische testing (PGT)
    • bij IVF
  • niet invasieve prenatale testing (NIPT)
    • check cel-vrij placentair DNA in maternele circulatie
    • checks
      • chromosomale afwijkingen
        • trisomie 13, 18, 21
      • rhesus +/-
      • geslacht
      • genmutaties
    • betrouwbaarheid
      • FN
        • bij lage foetale fractie (t.o.v. cel-vrij DNA moeder in bloed)
        • bij mozaicisme: placenta niet, embryo wel -> heel uitzonderlijk
      • FP
        • bij mozaicisme: placenta wel, embryo niet
      • dubbelcheck afwijkende testresultaten -> vruchtwaterpunctie
        • NIPT is enkel screening
  • chorionbiopsie (CVS) = vlokkentest
    • vanaf week 11 post-menstruele leeftijd (PML)
    • risico op miskraam laag (1/250)
    • checks
      • genetische testen
      • biochemische testen
    • problemen
      • maternele contaminatie
      • confined placental mozaicism
  • vruchtwaterpunctie = amniocentese
    • vanaf week 15 PML
    • risico op miskraam laag (1/500)
    • checks
      • genetische testen
        • soms eerst cellen in kweek zetten
      • infecties opsporen (toxoplasmose, ...)
      • biochemische testen (enzymes, ...)
  • navelstrengpunctie
    • vanaf 20 weken PML
    • hoog risico op miskraam (2-5%)

17 Teratogenen

  • teratologie = studie aangeboren aandoeningen veroorzaakt door omgeving
  • voorbeeld: Thalidomide
    • kanker medicatie
    • schadelijk effect op ontwikkeling van ledematen de periode tussen 4 en 8 weken
  • tijdstip blootstelling
    • eerste trimester kritisch
      • maar eerste 2 weken veilig
        • nog geen link met maternale circulatie
        • totipotent
        • alles of niets -> miskraam
    • kritisch interval per stof
    • 2e, 3e trimester
    • langwerkende medicatie (maanden na inname)
  • dosis
  • individuele verschillen

18 Frequente genetische aandoeningen

Mucoviscidose

  • autosomaal recessief
  • CFTR gen
    • loss of function
  • Cl transport over epitheel
  • 1/22 drager

Achondroplasie

  • dwerggroei
  • autosomaal dominant
    • semi-dominant: heterozygoten minder erg dan homozygoten
  • bij oudere vaders
  • puntmutatie
    • FGFR3 gen
    • gain of function
  • homozygoot = lethaal

Duchenne

  • X gebonden recessief
    • bijna exclusief mannen
  • DMD gen
    • loss of function

Hemofilie A

  • X gebonden recessief
    • vooral mannen
  • Factor VIII gen
    • loss of function

Turner 45,X

  • monosomie X
  • 1/2500 meisjes
  • vaak oorzaak miskraam

Klinefelter 47,XXY

  • 1/1000 jongens
  • groot gestalte
  • testosteron tekort
    • onvruchtbaar
  • normaal IQ, wel leerproblemen